Babi Ketjap is wat mij betreft een beetje een raadsel van de Indonesische keuken. Varkensvlees hoort namelijk niet in het dieet van de gemiddelde Indonesiër, omdat het niet halal is. Wie op Java (waar ik vandaan kom) babi ketjap wil eten, zal dan ook al snel uitkomen bij een Chinees restaurant of een westers hotel.Maar bij ons thuis was varkensvlees geen probleem. Voor de Babi Ketjap gebruikten we altijd doorregen varkenslappen. Zelf ben ik later wel varkenshaas gaan gebruiken, want dat scheelt veel tijd met sudderen. Maar als ik heel eerlijk ben, is en blijft de smaak die de beste herinneringen oproept toch die van Babi Ketjap van doorregen varkenslappen. Gebruik je toch liever varkenshaas? Laat het gerecht dan ongeveer 20 minuten sudderen, anders wordt het taai.
Snij het vlees in eenhaps blokken. Niet te klein, want het vlees slinkt behoorlijk tijdens het sudderen.
Dep het vlees droog met keukenpapier.
Maak ui en knoflook schoon en snipper ze fijn.
Schil en rasp de verse gember.
Verhit de boter en olie in een wok op middelhoog vuur.
Voeg de ui en knoflook toe. Laat fruiten totdat het goudgeel is.
Voeg het vlees toe en braad het rondom aan.
Voeg gember, steranijs, tomatenpuree, basterdsuiker, ketjap manis en citroensap toe.
Voeg zout en witte peper toe naar smaak. Schep het geheel een paar keer om.
Voeg nu het water toe en breng alles aan de kook.
Draai het vuur laag en laat het geheel ongeveer 2 uur zachtjes sudderen totdat het vlees zacht is. Vergeet niet af en toe te roeren. Wanneer nodig water toevoegen.
Als het vlees mooi zacht is, het vuur iets hoger zetten om de saus te laten inkoken (reduceren).